Amper luttele weken voor hij zou sterven had Mozart zich eindelijk aan zijn requiem gezet. De Mensheid ontving na zijn dood dit werk met nummer KV 626 als hét Requiem van Mozart. Maar het kent intussen vele meesters.
Het was een bestelling die maandenlang was blijven liggen tijdens Mozarts laatste levensjaar 1791. In de lente of vroege zomer had een boodschapper zich ten huize Mozart gemeld met de vraag om een requiem te componeren voor een opdrachtgever die anoniem moest blijven. Mozart krijgt prompt een riant voorschot aangeboden, wat meegenomen is, want er is geldnood.
De anonieme opdrachtgever is graaf Franz von Walsegg, een muziekliefhebber die geregeld composities bij anderen bestelt om er dan bij z’n entourage mee uit te pakken alsof ze van hem zijn. Zo moest het ook gaan met dat requiem, ter ere van z’n overleden echtgenote.
Maar het loopt niet volgens plan. De opdracht is door het vele andere werk op de lange baan geschoven. Vanaf november moet Mozart het bed houden. Uitgeput en ziek. In zijn laatste dagen naast z’n bed, z’n assistent, Franz Xaver Süssmayer, die kleine papiervelletjes aangereikt krijgt, zettelchen, schetsen voor het Requiem. Jammer genoeg zijn die kleine stukjes verloren gegaan.
Mozarts toestand verslechtert. De ongerustheid groeit bij z’n dierbaren, vrouw Constanze en haar jongere zus Sophie. Die beschrijft later hoe delen van de partituur verspreid liggen op Mozarts ziekbed. Ze getuigt hoe hij, de dag voor hij overlijdt, aan Süssmayer laatste aanwijzingen geeft: “Zijn laatste gebaar was een poging om met zijn mond de paukenslagen weer te geven. Ik hoor het nog…”
Arme Süssmayer
Franz Xaver Süssmayer moet wel eens diep gezucht hebben, toen hij zich aan de schrijftafel zette om het Requiem af te werken. Voor hem liggen delen die weliswaar volledig in detail klaar zijn, zoals bijv. het Introitus en het Kyrië.
Verder veel schetsen van vocale partijen, de continuo en aanzetten tot orchestratie voor de eerste negen delen. Maar van het Lacrimosa bijvoorbeeld ziet Süssmayer slechts acht maten, daarna houdt het op. En voor wat het Sanctus, Benedictus en Agnus Dei moet worden, staat nog niks op papier.
Maar dit moet dus af. Vooral Constanze dringt aan. Ze had eerst nog bij een aantal anderen geprobeerd, onder wie Joseph Eybler, maar die haakt halverwege af. Dan finaal toch maar Süssmayer. Maar het wringt. Hij moet iets afwerken wat de stempel van Mozart moet krijgen, althans toch voor de opdrachtgever én voor Constanze, die bekommerd is om Mozarts muzikale erfenis.
Kritiek
Süssmayer wacht een moeilijke taak. Hij heeft natuurlijk veel aanwijzingen, maar moet toch het genie en de stijl van Mozart zien te vangen. Hij brengt dit niettemin tot een goed einde, graaf Von Walsegg krijgt z’n bestelde requiem, weliswaar met een door Süssmayer vervalste handtekening van Mozart.
Jaren later lekt de ware toedracht uit en groeit ook de kritiek op het Requiem, of beter het werk van Süssmayer. De minder goede delen worden steevast in zijn schoenen geschoven. Er is kritiek op de orkestratie die momenten te zwaar aanvoelt. Ook het hernemen van het Introitus op het einde, in de Communio, vinden sommigen een zwaktebod; Mozart zou zoiets nooit gedaan hebben, luidt de kritiek.
Latere versies
Vooral in de 20e eeuw hebben verschillende componisten en musicologen geprobeerd om de partituur te herzien, te bewerken of er een eigen voltooiing aan toe te voegen. De meesten vertrekken van de Süssmayer versie, bijv. de Duitse musicoloog Franz Beyer. Verder zijn er de versies van de Amerikaanse componist Robert Levin en de Britse componist Duncan Druce. Deze twee laatsten voegen ook een “Amen-fuga” toe.
De Britse musicoloog Richard Maunder presenteert in de jaren ’80 van vorige eeuw dan weer een versie waarbij alle muziek van Süssmayer is verwijderd. Maunder schrapt dus het Sanctus, Benedictus en Agnus Dei. Een radicale ingreep, het werk blijft doelbewust onvolledig, maar volgens de componist komt het in versoberde vorm dichter bij Mozart.
Pierre-Henri Dutron
De versie die deCHORALE oppikt, is vrij recent. Ze is van de jonge Franse componist Pierre-Henri Dutron, die - kind van zijn tijd - zichzelf presenteert op YouTube. Ook hij vertrekt van de Süssmayer-versie.
Op YouTube legt hij uit hoe hij in de ban is van het Requiem. Na veel opzoekingswerk in bibliotheken, vele reizen, veel beginnen, schrappen en opnieuw beginnen, presenteert hij in 2016 zijn herwerking van het Mozart Requiem.
Zijn versie krijgt de aandacht van dirigent René Jacobs. Er komt een opname met het RIAS Kammerchor en het Freiburger Barockorchester, uitgegeven bij Harmonia Mundi. Er volgen ook vijf concerten doorheen Europa.
Dutron beseft dat er veel vragen open blijven. Mozarts Requiem blijft een paradox; het behoort tot zijn meest bekende werken, terwijl het incompleet is. Het zal voor altijd een werk van vele meesters blijven.
deCHORALE heeft de afgelopen decennia het Requiem van Mozart zo’n tien keer uitgevoerd. Vanaf 1992 vooral met Allerzielen, in Sint Paulus, onder leiding van Frans Dubois. Tussen 2002 en 2006 nog een drietal keer, onder leiding van Paul Dinneweth. Pas in 2018 komt het Requiem opnieuw op deCHORALE-affiche, in september in de basiliek van Koekelberg en verder nog op 11 november, in combinatie met Eternal Light van Howard Goodall. |